Begin november komen mensen met een vreemde uitdossing weer tevoorschijn. Na 11-11 als het Carnaval weer los barst, verschijnen de carnavalsvierders in vol ornaat en er wordt een nieuwe prins gekozen.  Allerlei onderscheidingen zoals “Het natte bierviltje”, Orde van de Klos”, “Vetlirre medallie” hangen op de borst en in Helmond wordt iemand met vele verdiensten geëerd met de volgende onderscheiding: “En dè hittie naw gedoan um-dettie Hellemonder is”.

U begrijpt het al dat ik géén carnavalsvierder ben. Ik heb ook een gloeiende hekel aan polonaises en vroeger kreeg ik last van mijn blaas als er een polonaise ingezet werd. Een spurt naar de WC voorkwam dat ik meegesleurd werd. Ook zul je mij niet horen bij het samen zingen van: “Glaasje op, laat je rijden”, Er staat een paard op de gang”, “Vogeltje wat zing je vroeg”, “Bloemkolen” of “Willempie”. Nee aan mijn lijf geen polonaise!!

Met carnaval zoek ik altijd een omgeving op met veel zonnestralen, die mijn gevoelig huidje  opwarmt. Een aantal jaren geleden moest ik door omstandigheden  toch naar een Carnavalsoptocht kijken en ben naar binnen gegaan toen een prinsenwagen voorbij kwam van een seniorenvereniging. Spottend heb ik de Carnavalsvereniging “De Laatste Adem” genoemd en heb ook een aantal onderscheidingen bedacht zoals “Het Gouden Prostaatje” en  “Het Verwisselbare Inlegkruisje”.

De oudere majorettes marcheerden een beetje stram maar werden wel aangemoedigd door Elf oude heren”.  Waarschijnlijk wordt het fictieve orkest: “The Incontinel Players” uitgenodigd, om vrolijke muziek te maken waarbij gedanst kan worden op het Ierse volksliedje: “The Flying Wheelchair”. Natuurlijk gaan de oudere dames, met een te grote petticoat, de vloer op om te dansen op de melodie van “De Boerinnekesdans“ om daarna een shot te krijgen van een zuurstofmasker.

Ik ben niet de enige die het Carnaval niet ziet zitten, zo ook Martine Bijl die in haar “Limburgs Klaaglied” haar nood klaagt.