In de jaren zestig van de vorige eeuw was protest een belangrijk onderdeel van het leven. Hippies, ook wel de “protestgeneratie” genoemd, waren voor vrede en verdraagzaamheid. “Give Peace a Change” van John Lennon en Yoko Ono is misschien wel het meest bekende lied uit die jaren.
Bob Dylan is een van de eerste protestzangers uit de popmuziek en wellicht de bekendste en succesvolste ooit. Zijn eerste succesnummer, “Blowing in the Wind” spreekt het verlangen uit naar een betere wereld. Het grootste rockfestival uit de jaren zestig, Woodstock, had als slogan “Three days of peace and music”.
In Nederland heeft Lennaert Nijgh “Welterusten mijnheer de President” geschreven voor Boudewijn de Groot, de oervader van het protestgenre. Het liedje ging over de soldaten in Vietnam en is een voorbeeld van het Nederlandse protestlied. In Brabant kennen we Armand met zijn liedje “Ben ik te min”. Na het jaar 1960 bleef hij actief als zanger en kreeg hij het stigma van de “overgebleven” hippie met zijn kruistocht voor cannabis-legalisering als stokpaardje
In de jaren tachtig hadden we het vooral over de kernwapens. De belangrijkste slogan toen was: “Liever een Rus in de keuken dan een kernwapen in de tuin”. Miljoenen mensen waren bezorgd over de plaatsing van atoomraketten en de jaren tachtig begonnen met angst en protest. Niemand anders dan “Doe Maar” kon het beter verwoorden met het liedje “De Bom”.
Bob Dylan heeft het nummer “The Times They Are a-Changin” geschreven als een doelbewuste poging om voor die tijd met het lied een verandering te creëren. Hoe anders zijn echter de protesten in de huidige tijd. De protesten zijn verwerpelijk en willen de maatschappij alleen maar ontregelen. De doelstellingen zijn te verdedigen maar de manier waarop Extinction Rebellion en Farmers Defence Force protesteren is zorgelijk. Verder zijn de mensen die tegen het coronabeleid en vaccinaties protesteren enge complotdenkers.
In de huidige tijd waarbij het lijkt dat er alleen maar vluchtelingen zijn en dat alle landen met elkaar in oorlog zijn zou het liedje van John Lennon op alle hitlijsten op nummer één moeten staan.