Dat ik met enige schroom naar recepties of andere sociale bijeenkomsten ga, heeft een reden. Alweer enige tijd geleden kreeg ik tijdens de Nieuwjaarsreceptie van de gemeente Gemert-Bakel een openbaar compliment van de burgemeester om mijn beroepsmatige en objectieve opstelling in de diverse media over de corona-problematiek. In tegenstelling tot bovenstaand compliment werd ik gelijktijdig afgefakkeld door  de fractievoorzitter van een politieke partij, die niet gehinderd  door enige virale kennis, opmerkte “wat weet een oudere man nou van de huidige ontwikkelingen”. Uit het bovenstaande blijkt dat meningen over mensen erg kunnen verschillen en ik heb daar last van. 

Recepties zijn er vooral om belangstelling te tonen in de medemens. Als op een receptie mij gevraagd wordt wat ik doe voor de kost zeg ik  altijd dat ik een pensionado ben, die erg geïnteresseerd is in hedendaagse maatschappelijke ontwikkelingen. Vragenstellers, met smalle hoogwater broekspijpen en grote spitse schoenen, zie ik dan denken “wat moet ik met die pensionado?” Ik hanteer de regel dat als je contact wil maken met je medemens je je oprecht moet interesseren in de ander. Ik begin meestal met de vraag “wie bende gai” en de vervolgvraag “en wa du allieje vadder”. Meestal is dit een garantie voor een goed gesprek want ik moet natuurlijk uitleggen waarom ik deze impertinente en lachwekkende vragen stel. Ik vertel dan dat vaders vroeger deze vragen stelden aan hun toekomstige schoonzonen die voor het eerst op audiëntie kwamen. Ik gebruik deze vragen nu als “binnenkomer” en het ijs voor een goed gesprek is meteen gebroken. Dat is beter dan een formeel gesprek met een professionele netwerker uit de flat-white-economie, die tijdens het gesprek, niet geheel toevallig over je schouder aan het rondkijken is of er geen grote vis of miljoenenorder langskomt. Ik hoor de netwerkers of “aanpappers” mompelen: “handig die recepties want dan kan ik mijn targets de hand drukken”.

Helemaal erg is de netwerker die plotseling een gesprek afrond omdat hij nog “een rondje” moet maken. Of de netwerker die tegen je zegt: “wat deed jij vroeger nu ook alweer?” Of de netwerker, die alleen jou een hand geeft en niet je vrouw. Naast dit asociale gedrag moet ik heimelijk lachen als de netwerker vraagt: “mag ik je business-card, dan neem ik een dezer dagen contact met je op”. Natuurlijk hoor je nooit meer iets van de viriele verdubaiiserende praatjesmaker want met pensionado’s kun je niet rommelen, sorry netwerken!