Mimicry, waarbij dieren en planten zich camoufleren om niet herkend te worden door een aanvaller, komt in de natuur veel voor. Ook bij de mens komt mimicry voor, een kameleon-houding, waardoor men zich anders gedraagt dan men is. Een mooi voorbeeld hiervan is Paus Franciscus, die onlangs met een indianentooi zijn berouw uitte over de omgang van de Rooms-Katholieke kerk met kinderen van de oorspronkelijke inheemse bevolking van Canada waarbij men “de indiaan uit het kind wilde halen”. De kerk is altijd sterk geweest in mimicry, denk aan de ceremoniële kleding van religieuzen. De meesten waren gehuld in stemmig zwart, de paus daarentegen draagt altijd een witte soutane met een pellegrina (schoudermantel). Of deze kledij nodig is om de goedgelovige te leren wat de zin van het leven is, betwijfel ik en ik denk dat het eerder bedoeld was om enige afstand te scheppen tot het brave kerkvolk. Een pastoor in een Marvis short met een T-shirtje: “Don’t Follow me, I’m Lost too” is natuurlijk geen gezicht en bij zo iemand ga je je ziel niet openen.
Nu hebben twee belangrijke Nederlandse filosofen Frederik van Eeden (schrijver) en Bertus Brouwer (wiskundige) in de vorige eeuw een heftige ruzie gekregen over het volgende: Men wilde een Internationale School oprichten om het Filosofie onderwijs in Nederland een krachtige impuls te geven. Om aan te geven dat filosofie voor iedere rang en stand was wilde Brouwer dat de lessen naakt gegeven zouden worden terwijl van Eeden daar fanatiek tegen was.
Alhoewel ik geen filosoof ben met een ontwikkeld alfa brein zit ik regelmatig op het bankje tegenover het gemeentehuis te prakkedenken. Zo kwam bij mij de gedachte op wat het resultaat zou zijn als de gemeenteraad nu eens naakt zou vergaderen. Maakt een ambtsketen op een blote mannenborst meer indruk dan op een Hugo Boss pak en vertellen “plakplaatjes” of juist rimpels en littekens een verhaal? Zo kan ik ook uren filosoferen over de moraal van het sprookje “de nieuwe kleren van de keizer”. Zoals een kind de image-building van de naakte keizer ontmaskerde, ben ik kritisch op het coalitieakkoord. De titel “Samen goed doen” is eenzijdig en aanmatigend. Wie zijn “samen” en wat en voor wie is “goed”? Een raadsakkoord, overleg met alle partijen, had de kloof tussen oppositie en coalitie kunnen dichten en had de kameleon-houding van “wat zijn we toch goed” kunnen vermijden.