Hoewel Mari van Berlo de pensioengerechtigde leeftijd al geruime tijd is gepasseerd en een fraai woonhuis in hartje centrum bezit, verblijft hij bijna de helft van het jaar in het buitenland. Als moleculair bioloog is hij betrokken bij projecten in Suriname, Armenië en enkele landen in Azië. Lezers van dit blad komen zijn voornaam echter regelmatig tegen als vaste column schrijver. Op sportgebied is het de leren knikker die hem het meest aanspreekt. Ruim zestig jaar trapte hij er tegen.
“Ik heb lang nagedacht welk sportmoment mij het meest aanspreekt”, gaat Mari van start. “Ik ben altijd erg geïnteresseerd geweest in het functioneren van groepsprocessen.” Voetbal is een teamsport waarbij iedereen belangrijk is, de gave technicus, de strateeg maar vooral de harde werkers. Toont iemand geen respect voor een ploeggenoot dan is een goed resultaat bijna uitgesloten.
Bij Gemert speelde ik in de jaren zestig in een kampioensteam (Topklasse-jeugd!) met jongens van allerlei pluimage en er was een verlegen jongen bij die amper onder de douche durfde. Maar hij was een van ons en dat gaf hem extra motivatie en op het veld was hij de grote stuwende kracht. In mijn werk heb ik veel met groepsprocessen te maken daarom is het bijwonen van een lezing van oud-PSV en Oranje doelman Hans van Breukelen een van de hoogtepunten. Hij gaf uitleg hoe groepen op topniveau functioneren en geformeerd worden. Ontzettend veel heb ik daarvan geleerd, stof die ik vervolgens in praktijk kon brengen. Een ander hoogtepunt is toen ik in 1958 als tiener de beslissingswedstrijd om het Nederlands Kampioenschap tussen DOS ( nu FC Utrecht) en Sportclub Enschede ( nu FC Twente) heb gezien. In het Goffertstadion in Nijmegen bestreden de grootmachten elkaar op het scherpst van de snede. Bij de Utrechtse kanaries speelden onder meer Frans de Munck, Hans Kraaij (sr.) en Tonnie vd.Linden en bij Sportclub Enschede het Friese wonderkind ‘Abe Lenstra’, toen al behoorlijk op leeftijd. DOS won uiteindelijk in de derde verlenging (!) met 1-0. Dat was een hele belevenis, het bomvolle stadion en al die grootheden waarvan er veel in het Nederlands elftal speelden, maakten indruk. De hectiek er omheen was niet te vergelijken met de idioterie van tegenwoordig waar voetballers al veel te vroeg alleen met geld bezig zijn en supporters zich ernstig misdragen. Over geld gesproken, een ander voorval wat me altijd bij zal blijven. Toen ik als jeugdspeler van Gemert een keer met het eerste mee mocht doen kwam daags na de wedstrijd Noudje Snijders me een enveloppe met drie en een halve gulden brengen. “Dat is gebruikelijk” zei hij, maar ik schrok me een aap en dacht op dat moment de hele wereld aan te kunnen.”
Jan Winkelmolen