Sommige mensen zijn doodsbang voor de tandarts. Dat geldt niet voor mij want ik ben zuinig op mijn gebit en wil niet, over enkele jaren, een kunstgebit reinigen met Steradent en het met water afspoelen om weer een frisse mond te krijgen. Daarom ga ik ieder half jaar in de luie tandartsstoel liggen om naar het schilderij in het systeemplafond te kijken. Mijn tandarts stelt me op mijn gemak, steekt een spiegeltje in mijn mond en zegt geheimzinnig tegen zijn assistente: C4 dentine, A1 craniomandibulaire disfunctie, B1 en 2 achter pulpitus. Terwijl hij zijn werk doet en ik met open mond naar boven lig te staren mompelt hij:  “dit is eventjes heel vervelend” of “ik moet even een tampon inbrengen”.

Altijd vraagt hij hoe het gaat met het G-voetbal en het internetcafé en regelmatig vertelt hij iets over industriële vormgeving en wereldkampioenschappen rolhockey. Graag wil ik iets terugzeggen maar ik hoor hem vragen of mijn mond iets verder  open kan en dan slik ik mijn opmerkingen in.

Hij leest altijd mijn columns in het Gemerts Nieuwsblad en laatst zei hij dat ik ook eens iets moet schrijven over de brandweer, die een aantal jaren geleden de eerste prijs heeft gewonnen op een concours. Dat werd gevierd met vele alcoholische versnaperingen. Op de terugweg werd een stop ingelast waarbij de aardappelen afgegoten moesten worden, zoals dat in mannentaal heet. Een van de spuitgasten kwam terug terwijl hij helemaal krom liep en met de beste wil van de wereld niet meer rechtop kon lopen. De eerste diagnoses liepen uiteen van een acute hernia tot een gebroken ruggengraat. Volgens het slachtoffer liep het niet zo’n vaart want hij lustte nog wel een potje bier en met zijn kromme rug bleef hij uit volle borst zingen. Toen hij in de bus gehesen was ging men huiswaarts en vond het toch wel belangrijk om eventjes naar de huisarts te gaan. De huisarts werd uit bed gebeld en in de wachtkamer werd gespannen gewacht wat de uitslag zou zijn van het onderzoek. Niet lang daarna kwam het slachtoffer, niet helemaal vast op zijn benen maar wel kaarsrecht, uit de praktijkruimte. De huisarts zei een beetje belerend: “Hij heeft niets maar je moet er in het vervolg wel op letten dat hij de knoop van zijn jas niet moet vastmaken aan een knoopsgat van zijn gulp”.

Over een half jaar ga ik weer naar mijn tandarts!