Carnaval dateert al vanaf de zeventiende eeuw en kenmerkt zich door de instelling van een spotheerschappij en verkleedpartijen, waarbij een Prins met zijn Raad van Elf in optocht van het ene café naar het andere trekt. Er wordt uitbundig muziek gemaakt, gegeten en vooral gedronken. In het Brabantse sprak men vroeger van vastelaovond, waarin men nog een keer luidruchtig kon feestvieren om vervolgens op woensdag een askruisje te gaan halen in de kerk en daarna de vastentijd in te gaan als voorbereiding op het Paasfeest. In een van de verklaringen voor het woord carnaval wordt de relatie gelegd tussen dit  uitbundige feest en de daarop volgende vasten. Carnaval is afkomstig van het Latijnse woord carne (vlees) en vale (afscheid). Vasten was in Gemert toen niet zo’n probleem  want in de etenspot van de meeste fabrieksarbeiders zat toch al weinig vlees. In de huidige tijd nemen een aantal feestvierders  Carne vale wat al te letterlijk.

Vroeger werd Carnaval niet zo uitbundig gevierd. Wij vierden thuis carnaval met het slachten van een varken en maakten een rommelpot en gingen zo van huis naar huis. De rommelpot werd gemaakt van een urineblaas van het varken, die na het drogen op een blikken bus werd gespannen met in het midden een rietje. Regelmatig werd het rietje natgemaakt met speeksel om het “skeuve” met de hand gemakkelijk te maken. De wrijvende beweging zorgde ervoor dat de rommelpot een soort strijkinstrument werd, de pot diende als klankkast en er ontstond een soort astmatisch gehijg met een “frroep” geluid. De rommelpot-spelers gingen van deur tot deur in de hoop iets te krijgen en men zong dan het volgende liedje: “Jan tis vastenaovond, we komme nie thois vur thaovond”.

Het huidige carnaval vergemakkelijkt het leggen van contacten, mede mogelijk gemaakt door een rare uitdossing en enkele (!!) biertjes. Men probeert bovendien de ander te vermaken door grappen te maken over de samenleving en politiek. Er zijn drie categorieën carnavalsvierders: de rasechte carnavalisten, de dagjesmensen en de anti-carnavalisten. Ik behoor tot de categorie, die het nut niet inziet om in een pruimenpakje rond te lopen of als een Cupido verkleed, iedereen in het café te koppelen.  Maak je geen zorgen om mij want ik vier carnaval op mijn eigen manier. Ik kijk naar de kolderieke optocht, doe niet mee aan kroegentochten en voor een “slappe klets” kijk ik regelmatig naar de gemeenteraadsvergaderingen!!!

Alaaf!!!!!!!