Op 15 augustus heb ik een herdenking bijgewoond van de bevrijding van Nederlands – Indië na de Japanse capitulatie in 1945.  Van jongsafaan heb ik interesse gehad in onze voormalige kolonie. Op de Lagere School leerden wij uit de Kleine Bosatlas de topografie van Indonesië en in die tijd kwamen veel mensen uit Nederlands – Indië naar Gemert. Het was een verrijking voor ons dorp en ik heb daar goede herinneringen aan over gehouden. Later, in militaire dienst had ik een luitenant die nog in Indië gediend had, die ons leerde dat we vooral op moesten letten voor de “ploppers”  en bij het marcheren zongen we luidkeels: “Wat doen we met Soekarno als hij komt? We hakken hem in mootjes als hij komt. ” Hij was in Indonesië geweest na de capitulatie, een gewelddadige periode, die “Bersiap” genoemd werd.

Op Sumatra (Bangkinang), bij het uitvoeren van enkele projecten, heb ik intensief kennis gemaakt met de Indonesische bevolking. In Bangkinang zijn nog restanten aanwezig van een Japans vrouwenkamp en op een monument zijn de namen vermeld van Nederlandse vrouwen en kinderen die daar overleden zijn. De bewoners van Bangkinang waren echter niet op de hoogte van de “Bersiap”, de sinistere periode na 1945.

Natuurlijk heb ik de Max Havelaar, De Stille Kracht en Oeroeg gelezen. Destijds heb ik ook het boek Soldaat – Ravijn – Landgenoten ( Job Sytzen) gelezen. Het boek gaat over mannen, ook jongens uit Gemert,  die in 1946 – 1948 als oorlogsvrijwilliger naar het toenmalige Indië gestuurd zijn. Deze soldaten waren minimaal getraind, hadden geen enkele tropenervaring en hadden niet gerekend op zoveel tegenstand. Nu is er de laatste tijd veel aandacht besteed aan oorlogsmisdaden uit die periode en de naam van kapitein Westerling wordt daarin vaak genoemd. De standrechterlijke executies door hem of in opdracht van hem uitgevoerd en de dramatische gebeurtenissen in Rawagede, waar op 9 december 1947  432 desabewoners werden doodgeschoten, hebben veel kranten gehaald. Ik heb het boek Soldaat – Ravijn – Landgenoten deze week nog eens gelezen, het is gedateerd maar de oorlogshandelingen en vooral het verhaal op bladzijde 165 hebben veel indruk op me gemaakt: “Oh, Chefke, waar zijde gij? Chefke ik zie oewen kop nie meer, Chefke, ge bloeit zo… waar hedde gij oewen kop gelaten? Chefke, zeg dan wa, jongeske, hier is Chiel, oewen breur. Chefke, ik wil mee oe naar Gemert terug. Ik mot oe toch naar ons moederke terugbrengen.