(Gemerts Nieuwsblad: 3 juni 2008)

In de jaren vijftig heb ik aluminium melkdoppen en zilverpapier gespaard voor de missie. Dat deed ik fanatiek want het was immers voor een goed doel, namelijk om de arme zwartjes te helpen. Bij de priesterstudenten van de Latijnse school stond een zwarte pop met het hoofd van een creool, die het zilverpapier in ontvangst nam. Ik vond het wel zielig dat wij de chocolade opaten en de verpakking opstuurden naar de zwartjes die daar dan “juweeltjes” van maakten. Later heb ik begrepen dat het sparen van zilverpapier eerder een symbolische waarde had dan een commerciële want het stanniool dat men uit het zilverpapier haalde had vrijwel geen waarde. Frans Halsema en Gerard Cox hadden in de jaren zestig een cabaretprogramma met een onvergetelijke parodie op deze inzamelingsdrift: “Hartelijk dank voor het zilverpapier, het smaakte heerlijk…”.

Waarheidsgetrouw moet ik u melden dat mijn geloofsbeleving in mijn puberteit al heel snel  op een laag pitje belandde. Dat had te maken met de katholieke symboliek die ik niet kon rijmen met de alledaagse realiteit. Desalniettemin had ik een grote bewondering voor de paters die na hun opleiding, alles achterlatend, naar de missie vertrokken. Tot in de jaren zestig mochten de paters niet in aanraking komen met de burgerlijke wereld en was hun huis,  het kasteel, een afgesloten bolwerk. Het missiehuis c.q. het kasteel hoogachtte ik echter bijzonder en de reden die hier aan ten grondslag lag was uiterst profaan. Regelmatig vertoefde ik in de recht tegenover het missiehuis bevindende tapperij. In welke mate van beschonkenheid ik dit pand ook verliet, steeds was het kasteel het eerste object dat in mijn gezichtsveld kwam, de blikvanger. De uitstraling en het charisma die van dit pand uitgingen, gekoppeld aan haar bewoners, die zich inzetten voor de derde wereld, was bijzonder en deed mij, op die moeilijke momenten, altijd denken dat er meer moet zijn op deze wereld.

Hoe teleurgesteld ben ik nu in het gedrag van de paters. In het Gemerts Nieuwsblad las ik een opmerking van Pater Wijnen: “De bewoners van Gemert zullen meer waarde hechten aan het kasteel dan aan een weiland”. Deze retoriek is eerder een vals dilemma dan een realiteit. Ook een bedrag noemen van zestig miljoen heeft geen waarde als dit bedrag niet onderbouwd wordt. Ik zou wel eens willen weten wie hier het meeste aan verdient. Eerder hadden de paters al aangegeven dat men in de directe nabijheid van het kerkhof wilde wonen en de enige optie hiervoor was een communiteit in de ommuurde tuin. Nu wordt gedreigd het hele complex te verkopen aan de hoogste bieder en ook hier kan ik geen chocola van maken want welke piëteit heeft men nu voor de overleden congregatieleden. Ik hoop dat de Florijnen (excusé le mot!!) weer snel tot bezinning zullen komen en gaan overleggen met onze eigen Stichting Goed Wonen, met ICC en natuurlijk met het gemeentebestuur. De oplossing ligt om de hoek (Nazareth!!) en van mij mag het kasteel veel meer opbrengen dan een handjevol melkdoppen en wat zilverpapier.!!!!!!